Ontmoeting
Pinksterzondag gaan we met de brommer op pad. Niet dat we
ons bewust zijn van Pinksteren. Christelijke feestdagen staan in Cambodja niet
op de kalender en aangezien we ook geen benul hebben gehad van Hemelvaartsdag
zijn we door alle andere nationale vrije dagen het Hollandse spoor bijster
geraakt. We gaan toeren voor de leuk. In
Nederland zouden we gaan fietsen of wandelen. We realiseren ons dat dit beter
is voor de conditie maar beide activiteiten zijn in Cambodja eigenlijk geen
optie. Daargelaten de wat wrakkige fietsen zijn de afstanden te groot, de
onverharde wegen te slecht en met name de temperatuur te hoog. Het platteland
en de jungle zijn ondoordringbaar. Er zijn weinig wegen. Zonder een gids een
wandeling maken is waanzin. Er zijn geen paden wel enge beesten,
ondoordringbare doornenstruiken en in de grensgebieden veel, heel veel,
landmijnen. En de provincie Stung Treng grenst aan Laos. Nee, we zijn blij dat
we beschikken over onze Honda 125 cc met boodschappenmandje en uitjes
mogelijkheid.
We besluiten langs onze kant van de San rivier richting
Kamphun te rijden. De laatste maal dat we deze richting hebben genomen is met
Annemiek en Michiel geweest. Zwaaiende en dansende kinderen. Ans heeft onlangs
in het Health Center gewerkt en het is haar opgevallen dat er nu bij de huizen
veel sla gekweekt wordt. Martin wil een aantal huizen fotograferen. Hij heeft
veel foto’s van mensen, rivierlandschappen en zonsondergangen maar op zich
weinig huizen. Hij schroomt zich niet om op mensen die ergens aan het werk zijn
af te stappen en te vragen of hij een foto van ze mag nemen.
Grappig genoeg
heeft hij er wel moeite mee om vanaf de weg hun huizen te fotografen. Dat
ervaart hij als een soort van naar binnen gluren.
Maar goed, hij wil nu wat huizen en horizonnen. Niet
enkel om de verzameling foto’s uit te breiden maar ook om ze als achtergrond te
kunnen gebruiken voor zijn tekeningen. Ans oefent, na een aantal portretten, op
al of niet verfrommelde blikjes bier. En met
verbluffend succes mogen we wel stellen. Martin blijft oefenen op mensen
maar wil ze vervolgens in een landschap plaatsen. Dus modelhuizen en -horizonnen
gevraagd. Dat er boven een horizon geen onbewolkte witte luchten aanwezig zijn
stelt hem voor een geheel nieuw tekenprobleem. Maar dit terzijde.
Na de lunch, op het heetst van de dag, gaan we op pad. Op
de een of andere manier lukt het ons (Martin) niet om
’s ochtends vroeg te vertrekken. We vullen bij ons water- annex brandstofkraampje de tank met 3 liter benzine en vertrekken gewapend met fototoestel en flesjes water richting Sesan en Kamphun. Deze weg is behoorlijk breed en goed te doen. Links van ons ligt de rivier op apegapen en rechts wacht een dor, droog en kaal landschap op het regenseizoen. Het uitgesleten rijgeultje is niet al te diep en de weg is aardig stevig platgewalst dus we kunnen stof happend goed doorrijden. De wat gammele houtenbruggetjes dwingen tot voorzichtigheid maar vormen nauwelijks meer een probleem.
’s ochtends vroeg te vertrekken. We vullen bij ons water- annex brandstofkraampje de tank met 3 liter benzine en vertrekken gewapend met fototoestel en flesjes water richting Sesan en Kamphun. Deze weg is behoorlijk breed en goed te doen. Links van ons ligt de rivier op apegapen en rechts wacht een dor, droog en kaal landschap op het regenseizoen. Het uitgesleten rijgeultje is niet al te diep en de weg is aardig stevig platgewalst dus we kunnen stof happend goed doorrijden. De wat gammele houtenbruggetjes dwingen tot voorzichtigheid maar vormen nauwelijks meer een probleem.
Zodra de eerste huizen van Sesan verschijnen zien we
inderdaad overal lange houtentafels met daarop frisgroene slaplantjes. Netten
beschermen de aanplant tegen vogels en het geheel ziet er welvarend uit. We
zetten de brommer langs de kant en maken een aantal foto’s van de huizen en de
jonge kweek. Mensen hangen in hun hangmatten in de schaduw onder hun huizen en
doen wat Cambodjanen rond deze tijd doen. Niets. Wij rijden door het dorpje
verder richting Kamphun.
We passeren de middelbare school, die in dorre
verlatenheid strategisch tussen de dorpjes ligt.
Na een korte omleiding door het dorpje ziet Ans
vervolgens een fotogenieke plek. Het stuk grond naast de weg is platgebrand en
het huis wat daar achter te zien is wordt omringd door groene bananenplanten,
kokosbomen en ander groenspul. Terwijl ze door de camera zoekt naar de juiste
plek om de foto te maken verschijnt een man iets verderop vanuit het
struikgewas. Hevig gebarend en luid roepend loopt hij, slechts gehuld in een
sarong, onze kant uit. Martin veronderstelt dat hij niet wil dat er
gefotografeerd wordt en Ans komt teruggelopen. De man die inmiddels bij Martin
is aangekomen begint een heel verhaal af te steken. Hij wijst richting het huis
en gebaart. “Ik spreek geen Khmer, Ottee Khmer,” probeert Martin hem duidelijk
te maken maar de woordenvloed en gebaren gaan gewoon door. Misschien wil hij
dat we richting het huis lopen om vanaf daar een foto te maken? Zijn huis
misschien? Nee, niet wat hij bedoeld. Uit zijn gebaren begrijpen we dat we eromheen
moeten. Martin wijst naar het paadje richting huis en gebaart ‘lopen’ met zijn
vingers. Nee, ottee ottee. Een wijder gebaar, een stroom onverstaanbaar Khmer
en wijzen naar de brommer maken duidelijk dat we niet moeten lopen. We kijken
hem onbegrijpend aan. Met een stokje tekent hij in het wegdek dat we rechtsaf
het weggetje moeten volgen en vervolgens bij een splitsing linksaf moeten
rijden. Het zal wel. Martin besluit de brommer te pakken en voor de vorm een
stukje het weggetje te volgen. Zijn we in ieder geval van hem af.
Er is geen pad richting het huis vanaf dit weggetje maar
na een paar honderd meter is er wel een soort bospad naar links. Toch
nieuwsgierig geworden door het opgewonden verhaal van de man besluit Martin een
klein stukje het bos in te rijden. Niets te zien tot hij een plek ziet die hij
wil fotograferen. Cambodjaans bostafereel met schroeiplek. Hij stapt af met het
idee dat ze dan niet helemaal voor niets dit malle pad gevolgd hebben. Terwijl
hij de foto staat te maken verschijnt tot onze verbazing de man opnieuw. Hij
rijdt op een oud gammel brommertje, stopt en begint opnieuw zijn verhaal af te
steken. We moeten verder. Okay.
Slingerend volgen we hem wat verder het bos in
en dan wordt ons duidelijk wat hij heeft bedoeld te vertellen.
De plek waar hij ons naartoe leidt blijkt
bijzonder. Vreemde grote zwarte rotspartijen liggen in het bos. En tussen de
bomen staat onder een overkapping een Boeddhistisch altaar verscholen. De
zittende Boeddha met zijn 4 volgelingen staan op een verhoging uitgestald en op
de voorgrond zien we veel wierook. Buiten de overkapping ligt een hoop zand,
zoals we die met Khmer nieuwjaar bij de pagodes hebben gezien. Ook hierin staat
wierook gestoken. Het is duidelijk dat, ondanks een grote pagode in Kamphun, dit achteraf altaar gebruikt wordt voor
offergaven.
Het licht
is onhandig maar het ritueel vindt hij interessant om te volgen. Nadat de man
zijn staafje wierook heeft neergezet en zijn gebed heeft gepreveld besluit
Martin hem een 1000 Riel biljet
(25 cent) te geven. Dit legt hij aan de voeten van het beeldje waarna hij opnieuw een staafje wierook aansteekt en zijn preveling herhaalt.
(25 cent) te geven. Dit legt hij aan de voeten van het beeldje waarna hij opnieuw een staafje wierook aansteekt en zijn preveling herhaalt.
Vervolgens gebaart hij richting een geestenhuisje wat
verderop op een platte rots tussen de bomen staat. Op zijn hurken gezeten wacht
hij totdat Martin hem volgt. Uitgebreid begint hij vervolgens opnieuw te
vertellen. Hij wijst op een gat in de rotsbodem waar water in staat. Martin
begrijpt uit zijn verhaal en gebaren dat het niet om regenwater maar een bron
gaat. Bronwater aan de oppervlakte in een gebied waar voor grondwater 30 en soms
tot wel 50 meter diepte geboord moet worden is behoorlijk zeldzaam en waardevol.
De grote zwarte rotsen zijn wat ons betreft al even zeldzaam want we hebben nog
niet eerder rotspartijen waargenomen.
Uit zijn verdere verhaal wordt Martin
niet veel wijs. Het woord Barang kan hij nog volgen en hij vermoedt dat de man
iets over de geschiedenis en mogelijk de Fransen vertelt want een ruïne van
oude bakstenen wijst erop dat hier vroeger een bouwwerk gestaan heeft.
Na de hem aangeboden sigaret te hebben opgerookt gebaart
de man dat hij weer op weg naar huis gaat. Met de handen gevouwen knikt Martin hem een
aantal Akhouns (dank) toe die hij al hoofdknikkend en glimlachend herhaalt.
“Akhoun. Akhoun.” Zijn brommertje slaat na een aantal vergeefse kickstart
pogingen aan en hij verdwijnt pruttelend tussen de bomen. Wij lopen nog wat
verbaasd om de grote rotsen heen, fotograferen de witte wurgficus en
constateren dat er hier ook nog jonge teakbomen groeien.
Tevreden brommeren we terug naar Stung Treng om op het
terras bij de rivier een biertje te drinken en te staren naar de zonsondergang.
Ans ziet terwijl ze de rivier en de langzaam roze kleurende wolkenlucht bewondert twee
jongetjes beneden aan de rivier bezig met het verzamelen van blikjes en
plasticflesjes. Wanneer deze later naar boven gekomen zijn en op de kademuur
gaan zitten besluit ze hen ieder 500 Riel te geven. Geld aan bedelaars geven is
in het Boeddhistische Cambodja niet zo vreemd. Goed voor het Karma. Voor Ans is
het echter niet zo vanzelfsprekend want normaal gesproken geeft ze niets aan
bedelaars en deze jongetjes zijn aan het werk en bedelen niet.Verbaasd over het gedrag van de grote
witte Barang vrouw accepteren de jongentjes de hen aangeboden Riel.
De kleinste
van de twee gaat vervolgens aan de slag om een van de grond geraapte kokosnoot
te breken. Die liggen er genoeg want het drinken van kokos is hier heel
gebruikelijk. Door de noot verschillende malen met twee handen hard op de grond
te gooien breekt hij open. Gebroederlijk zitten ze even later het kokosvlees
uit de noot te pulken en op te eten.
Maandagochtend leest Martin op Volkskrant.nl dat
het Pinksteren is. Ha, denkt hij. Het was gisteren pinksterzondag, vandaar. De
heilige geest leidt ertoe dat we beiden een offergave schenken om zo ons Karma
een zetje in de goede richting te geven. Mooi geregeld.
Li Hai